Tag: Risicobeheersing

  • Noodzakelijke ketenaanpak dreigt altijd te mislukken.

    Noodzakelijke ketenaanpak dreigt altijd te mislukken.

    Om vertrouwen te krijgen in de toekomst, hebben de producenten meer perspectief op een duurzame marge nodig zodat ze alle kosten die gepaard gaan met de verandering aankunnen en zelf kunnen leven. Je zou kunnen onderhandelen in de volledige keten over een ‘Farmers Friendly-keurmerk‘ dat garandeert dat de producent een eerlijke prijs krijgt, goeie afnamegaranties en langetermijncontracten.
    ‘Eerlijk, garantie en contract’ krijg je nooit gratis: je zal bewust of onbewust hiervoor een compensatie moeten geven.

    Ketenaanpak van de marges

    Er zijn verschillende redenen waarom de ketenaanpak in de verdeling van marges in de voedingssector niet goed werkt. Hieronder staan een aantal mogelijke redenen:

    1. Machtsonevenwicht: In de voedingssector zijn de grote spelers vaak machtiger dan de kleinere spelers in de keten, waardoor zij de prijzen kunnen dicteren. Dit kan leiden tot oneerlijke marges en ongelijke verdeling van de winst tussen de verschillende partijen. In een vergaande ketenaanpak zal de machtiger speler zich veelal ook de bedrijfsvoering van de zwakkere partij willen bepalen.
    2. Ondoorzichtige keten: De voedingssector is een complexe sector met veel schakels in de keten, waardoor het voor kleinere partijen lastig kan zijn om te achterhalen welke partijen welke marges krijgen. Hierdoor is het lastiger om de marges eerlijk te verdelen. Om privacy redenen en om de concurrentie niet in te lichten, zullen tussenschakels altijd blijven weigeren hun marge te tonen.
    3. Prijsdruk vanuit de markt: In de voedingssector is er vaak sprake van hoge concurrentie en prijsdruk vanuit de markt. Hierdoor kan het voor partijen lastig zijn om hogere marges te vragen zonder klanten te verliezen aan concurrenten. Niemand wil de eerste zijn in zijn sector om hogere prijzen te vragen in het besef dat dit omzet en aandeelhoudersresultaat kan kosten.
    4. Verschillende belangen: De verschillende partijen in de keten hebben vaak uiteenlopende belangen. Zo wil de producent graag een zo hoog mogelijke prijs krijgen voor zijn product, terwijl de retailer juist zo goedkoop mogelijk wil inkopen om een lage prijs aan de consument te kunnen bieden. De consument wil de hoogste kwaliteit en ‘hogere’ maatschappelijke normen en de klant wil (of kan!) alleen de laagste prijs betalen. Hierdoor kan het lastig zijn om tot een eerlijke verdeling van de marges te komen.
    5. Gebrek aan transparantie: In sommige gevallen kan er sprake zijn van gebrek aan transparantie in de keten, bijvoorbeeld doordat bepaalde partijen geen openheid willen geven over hun kostenstructuur. Dit kan leiden tot wantrouwen tussen de verschillende partijen en het lastig maken om tot een eerlijke verdeling van de marges te komen.

    De sterkste spelers in de keten hebben berekend dat ze met veel minder, maar meer gespecialiseerde voedingsproducenten-landbouwers genoeg hebben. Als ze het overaantal landbouwers dezelfde garanties zouden geven, denken ze dat ze ondoelmatig (te)veel geld uitgeven.

    De eindgebruiker zou moeten meebetalen.

    Indien alles in binnenland zou verbruikt worden, kon je eisen dat de eindgebruiker mee de transitierekening betaalt. De overheid zou hierin kunnen haar verantwoordelijkheid naar de voedingsketen opnemen. Je zou dit kunnen doen in een ‘landbouwakkoord’ zoals men denkt te doen in Nederland. Diezelfde overheid heeft echter ook een verantwoordelijkheid naar een steeds groeiende groep mensen, die leven in armoede. Mensen met weinig koopkracht kunnen moeilijker duurzame keuzes maken, ook al zouden ze dit zo graag willen.

    Omdat niet alle delen van de voedselproductie in eigen regio worden benut, is er ook export. Dit is goed voor de handelsbalans van het staatsbestel, om alle maatschappelijke taken te financieren. Maar export vraagt ook handelsregels, die dan weer import kan regelen. Het is knap lastig om de kandidaat-importeur alle maatschappelijke eisen van hier op te leggen. Landen die minder aandacht kunnen geven aan de eisen van onze welvaartsmaatschappij, kunnen dergelijke importvoorwaarden moeilijk aanvaarden, als ze hun eigen bevolking willen voedsel en veiligheid geven.

    De kleinere landbouwbedrijven kunnen aan een niche markt denken.

    Grote producenten kunnen meeschakelen met grote partijen in de keten en zorgen dat ze hun deel van de koek ontvangen. Heel dikwijls wordt het ketendenken vertaald in vergaande inmenging in de bedrijfsvoering van de producent. Uiteindelijk gelijkt dit erg op verticale integratie. Daarvan zijn er al veel voorbeelden te tonen in het ondernemerslandschap. De beperking van ondernemersvrijheid wordt gecompenseerd met zekerheden voor de ondernemer en zijn financiële partners.

    Kleinere bedrijven, die niet aan al die (snel wijzigende) normen kunnen voldoen, hebben mogelijk toekomst door een eigen niche aan te boren, eigen (redelijk) uniek product met eigen verhaal en persoonlijke klanten. Maar dit vraagt veel tijd, kennis, ervaring en geld om de omschakeling te overbruggen.
    Gaan ze de flexibiliteit hebben om snel genoeg te kunnen schakelen om de stijgende administratiedruk en juridisering te counteren?

    Laten we het hopen.

    Je kan je familie en vrienden wellicht helpen, door dit bericht te delen.